De laatste jaren zien we diverse bodemplagen toenemen. Voornamelijk ritnaalden, emelten en slakken komen steeds vaker voor. Regelmatig worden de groenbemesters als schuldige aangewezen. In dit artikel leest u hoe u deze plagen kunt tegengaan door de juiste groenbemester te kiezen.
Ritnaalden komen vooral voor in grasachtige gewassen. De volwassen ritnaald (de kniptor) legt zijn eitjes in het late voorjaar, van april tot en met juli. Als er kniptorren op het perceel aanwezig zijn, is dit moment om een bespuiting uit te voeren en de kniptorren op deze manier te bestrijden voordat ze hun eitjes kunnen afzetten.
Een ander moment om de ritnaald te bestrijden is in het eerste larvale stadium, van juli tot en met september. In dit stadium zijn de ritnaalden kwetsbaar voor uitdroging. Bij de bestrijding wordt de toplaag meerdere keren bewerkt zodat deze uitdroogt en de ritnaalden niet overleven. Na het bewerken van de grond wordt de groenbemester gezaaid en zal het vervolggewas geen last meer hebben van ritnaalden.
Emelten zijn de larven van de langpootmug. Deze komt vooral voor in bladrijke gewassen zoals grasachtigen, bladkool en facelia. De langpootmug zet zijn eitjes af in het najaar, van half augustus tot en met begin oktober. Als de groenbemester de hele winter blijft staan, hoeft deze pas laat ingezaaid te worden, nadat de langpootmug zijn eitjes heeft gelegd. Het lege perceel is een stuk minder aantrekkelijk voor de langpootmug om zijn eitjes af te zetten. In het voorjaar zal er dan ook minder last zijn van emelten. De groenbemester extra vroeg inzaaien is ook een optie. De aantrekkelijke periode voor langpootmug is dan zo kort mogelijk.
De meeste groenbemesters zijn de perfecte schuilplaats voor slakken. De grond blijft vochtiger en groenbemesters zijn voedsel voor de slakken. Vooral in de winterharde groenbemesters vinden ze de perfecte overwinteringsplaats. Om ervoor te zorgen dat slakken zich minder thuis voelen in de groenbemester, is het belangrijk te beginnen met een goed zaaibed. Wanneer het zaaibed te grof is, hebben slakken namelijk een goede schuilplaats.
Daarnaast is het soort groenbemester ook van belang. De beste keuzes zijn vlas of facelia. Bij facelia kunnen er wat planten wegvallen, maar de vermeerdering van slakken is lang niet zo groot als bij andere groenbemesters.
Voor de groenbemesterkeuze bij aaltjes is geen eenzijdig advies te geven. Vanwege de diversiteit van de aaltjessoorten en waardplanten in groenbemesters, is en blijft de groenbemesterkeuze echt maatwerk. Waar bij een bepaalde groenbemester het ene aaltje gereduceerd wordt, vermeerdert het juist weer een ander aaltje. Het is dus belangrijk om de groenbemesters aan te passen naar het bouwplan en de aaltjespopulatie. Een goede aaltjesaanpak vergt een integrale strategie. Wij helpen u hier graag bij.
Lees meer informatie over de beschikbare groenbemesters in onze groenbemesterfolder. Heeft u vragen over bodemplagen of andere vragen met betrekking tot de bodem? Neem dan via onderstaand formulier contact op met uw adviseur of één van onze bodemspecialisten. Zij helpen u graag bij de juiste aanpak.
Vul het formulier in en één van onze bodemspecialisten neemt zo snel mogelijk contact met u op.