Opgegroeid tussen de potplanten in de tuin van zijn vader, al bijna 10 jaar aan het werk bij iPlants Potcultures en nu aan het afstuderen met een onderzoek naar het effect van biostimulanten op de weerbaarheid van de plant. Voor Jonathan Vreugdenhil was het niet moeilijk om een gewas te kiezen voor zijn afstudeeronderzoek: potplanten.
Net als Chris Krijger, over wie we eerder een artikel schreven, is Jonathan bezig met het afronden van de opleiding Tuinbouw & Agribusiness aan de Hogeschool Inholland in Delft. Maar waar Chris onderzoek doet naar biologische gewasbescherming wilde Jonathan de plant aan de voorkant sterker maken. “Ik wilde graag onderzoeken hoe we een weerbaardere plant kunnen kweken door het toevoegen van biostimulanten.”
Herman Vermeer, Technisch Specialist van Van Iperen, stuurde Jonathan een berichtje nadat hij zag dat Jonathan een oproep voor een stageplek deed op zijn LinkedIn profiel. Jonathan was enthousiast over het berichtje van Herman. “Ik heb er wel bewust voor gekozen om tijdens mijn stage in de andere kant van de keten, advies en toelevering, mee te draaien.” Na zijn sollicitatie werd hij gekoppeld aan Sander Vermeer. Sander is productmanager biostimulanten en dus dagelijks bezig met weerbaar telen en biostimulanten. “Sander kan me helpen als ik vragen heb en ik vind het fijn om met hem te overleggen over mijn onderzoek.”, aldus Jonathan.
Jonathan voert zijn onderzoek uit bij drie verschillende telers. Bij Vilosa in kalanchoë, bij Gebr. Nederpel Potplanten in potchrysanten en bij SV.CO in potlisianthus. In al deze gewassen worden vier verschillende behandelingen uitgevoerd met biostimulanten en is er een referentiegroep waar geen biostimulanten worden toegediend. Hij vergelijkt onder andere de werking van bacillussen, trichoderma, zeewierextracten, aminozuren en humus- en fulvinezuren. Alle biostimulanten worden toegepast volgens hun etiket.
Hoe de resultaten gemeten moesten worden was wel even de vraag. “Het is helaas nog lastig om te meten hoe weerbaar een plant is, maar er zijn verschillende manieren waaraan je toch goed kan zien of de plant gezond is. Ik heb vanaf het begin van de teelt iedere week foto’s gemaakt van het wortelgestel. Deze foto’s van de wortels kan ik in een programma invoeren dat daarna het worteloppervlak berekent. Iedere drie weken doe ik een bladgroenmeting en om een idee te krijgen van de plaagdruk in het gewas tel ik wekelijks vangkaarten.” Daarnaast worden er aan het einde van zijn onderzoek de plantlengte, het aantal bloemen en vertakkingen geteld en worden er plantsapanalyses, grondmonsters en droge stofmetingen uitgevoerd.
De eindmetingen moeten nog worden uitgevoerd, maar aan de foto’s die Jonathan tot nu heeft verzameld laten al duidelijk resultaat zien. “Tussen de vier verschillende behandelingen zie ik nog geen groot verschil, maar de planten die een behandeling hebben gehad, zien er duidelijk beter uit dan de referentiegroepen.”
Jonathan heeft nog een paar weken om de laatste resultaten te meten en zijn onderzoeksverslag te schrijven. Op de vraag wat hij in de toekomst zou willen doen is hij duidelijk: hij zou graag een eigen tuin hebben. En of hij dan ook potplanten gaat telen? “Potplanten vind ik zelf wel erg leuk, maar ik denk dat dat wel een erg lastige markt is om in te komen, dus misschien dat het toch iets anders wordt.”