Drenthe Growers in Erica is een echt familiebedrijf, gespecialiseerd in de teelt van komkommers. Op een oppervlakte van 18 hectare, waarvan 11 hectare belicht, wordt zowel hoge draad als traditioneel geteeld. De komkommers worden via telerscoöperatie Oxin Growers verkocht aan supermarkten in Nederland en Duitsland. Duurzaamheid is een belangrijke kernwaarde binnen het bedrijf. Dat komt onder andere tot uiting in hun deelname aan het project 100% Groen Geteeld. Inge Bergsma-de Vries, één van de eigenaren, in gesprek met Berend Vleems en Henk Brakels van Van Iperen over de uitdagingen in de komkommerteelt.
Berend: “Onze denkwijze moet structureel anders. Je moet zo opereren dat je geen plaag meer tolereert. Koos, de vader van Inge zegt altijd: ‘Wat je uit kunt sluiten, moet je uitsluiten’. Daar heeft hij eigenlijk alles mee gezegd. Je moet het er niet op aan laten komen. Vooruit denken, daar gaat het om.”
Inge: “De kas heeft veel potentie. Het is een beschermde omgeving, waarin we pretenderen alles te kunnen controleren. De komende jaren is het aan ons om te bewijzen dat we dat ook echt kunnen. ‘Is het mogelijk een goed en verantwoord energiebeleid te voeren? Kunnen we telen zonder de inzet van chemische middelen?’ Dat zijn vragen waar we ons mee bezig moeten houden.”
Berend: “Een jaar of acht geleden was spint een groot probleem in de komkommerteelt. Dat probeerden we met biologie en soms ook met chemie op te lossen. Maar we liepen eigenlijk altijd achter de feiten aan. We wisten dat het anders moest, maar vroegen ons af hoe. We zijn toen begonnen om de biologie in te zetten voordat de plaag zich aandiende. We zijn met andere bestrijders gaan werken dan wat toen gangbaar was. Dat bleek te werken, we bleven dat eerste jaar helemaal plaagvrij.” Inge: “Dat principe volgen we nog steeds. Een enkele keer moeten we nog ingrijpen, maar dat doen we dan met extra biologie. Dus geen chemie meer als het om de bestrijding van plaaginsecten gaat.”
Berend: “We wachten een plaag niet meer af. Dat is een andere manier van denken. Daarnaast zijn we voortdurend bezig om een zo vitaal mogelijke plant te telen, zodat plagen geen kans meer krijgen om uit te groeien. Dat betekent dat je die plant niet te snel moet belasten, maar de tijd moet geven om te groeien om daarna pas vrucht te gaan geven.”
Andere plagen in de komkommerteelt zijn wantsen, rupsen en luizen. Daar is insectengaas een belangrijke oplossing voor. Vooral in de kassen waar belichting hangt, omdat licht insecten aantrekt. Berend: “Er zijn nog geen natuurlijke vijanden die we tegen wantsen in kunnen zetten. Die moet je dus proberen buiten te houden. Er zijn nog genoeg uitdagingen en er komen ook steeds weer nieuwe bij. Plantmateriaal gaat over de hele wereld, dus het is niet verwonderlijk dat we steeds weer met iets nieuws te maken krijgen. En dan is het iedere keer de vraag of we daar ook de biologie
voor hebben.”
Inge: “Dat proces van nieuwe plagen of ziekten die ontstaan, gaat constant door. Dus je moet steeds weer bereid zijn dingen uit te proberen om voorop te lopen. Dat pionieren zit ons in het bloed. Dat betekent dat het ook wel eens misgaat. Maar wij vinden die verandering zo belangrijk, dat we toch blijven experimenteren. Daardoor hebben we hier inmiddels echt een goed verhaal. Onze manier van telen kost meer geld, dat krijgen we niet betaald, maar we kiezen er wel voor. Wij gaan steeds meer biologisch telen, daar ligt de toekomst van ons voedselsysteem. De middelen die we nu nog gebruiken, gaan er op termijn allemaal uit. Dus waarom zouden we daar nu nog mee doorgaan. Degene die denken dat het altijd blijft zoals dertig jaar geleden steken echt hun kop in het zand.” Inge wijst op de afgelopen decennia, waarin heel wat middelen zijn verdwenen waarvan de sector dacht er niet zonder te kunnen. Maar blijkbaar kon dat wel. “De angst voor verandering zit in ons. Maar als het dan gebeurt, dan blijkt het vaak mee te vallen. Toen een heel goed middel tegen schimmels uitviel, zorgde dat voor paniek bij de telers, het raakte hun bestaan. Toch hebben we ook daar weer oplossingen voor gevonden. We hebben die druk gewoon nodig om te gaan bewegen. Als de gasprijs laag was gebleven, hadden we ons nu niet druk gemaakt om de energietransitie. Dan is de behoefte aan verandering afwezig.”
Als het om ziektes gaat, zijn er volgens Berend grote stappen gemaakt door de zaadleveranciers. “We beschikken nu over goede rassen met een maximale tolerantie. In het verleden deden we vaak een preventieve schimmelbehandeling. Dat gebeurde met chemie, maar dat was dan weer nadelig voor de biologie die je inzette voor je insectenbestrijding. Nu doen we niets meer.”
Volgens Inge gaat het er vooral om dat we binnen de keten en binnen de sector samenwerken: “We hebben elkaar heel hard nodig. Wij lopen voorop als het gaat om de bestrijding van ziekten en plagen. Andere bedrijven zijn bijvoorbeeld koploper in de energietransitie. Daar kunnen wij dan weer van leren. Gelukkig is de openheid binnen de sector groot. Ik ga er altijd van uit dat als je kennis deelt, dat mensen jou ook weer kennis komen brengen. Dat is een wisselwerking.” Volgens Inge is er in Noord-Nederland een goed netwerk van mensen, die weten waar ze mee bezig zijn. Die zijn met elkaar ook durven te pionieren. Inge: ‘Berend en Henk zijn heel belangrijk voor ons. Samen zijn we door dit proces gegaan en staan we nu waar we staan. Het mooie is dat we dat op ons bedrijf doen, want dat heeft de grootste impact. Samen aan de keukentafel zitten en bedenken hoe het anders kan, daar zit de grootste innovatiekracht van de tuinbouw.”
Berend: “Wij zijn ook echte pioniers. Ik kom ook vaak bij eco-telers. Daar worden veel oplossingen bedacht. We bedenken samen oplossingsrichtingen die zij uitproberen. Twee keer gaat het mis, maar de derde keer lukt het wel. Zo maak je stappen. De hele luisbestrijding die hier gebeurt, is ontstaan bij een eco-teler in Duitsland.” Inge: “Wij denken vaak dat het niet kan, maar zij laten zien dat het wel kan.” Berend: “De plaagdruk is nu veel beter in de hand te houden dan bij de traditionele teelt. Scouten doen we nauwelijks meer, dat is niet meer nodig. Het is hier onder controle. Wat we uit kunnen sluiten, hebben we uitgesloten.”
Henk is er verantwoordelijk voor dat het water vrij is van ziektekiemen. De waterkwaliteit moet volgens hem optimaal zijn voor de groei van vitale en weerbare planten. Henk: “Met schoon water voorkomen we schimmels waar we geen middelen meer voor hebben. Water dat je bij de plant brengt, moet volledig vrij zijn van ziektekiemen. Dat gaat van bassin tot druppelaar. Belangrijk is dat we de leidingen schoonhouden.
Daarmee voorkom je dat er een biofilm ontstaat waarop schimmels groeien. Die zorgen voor ziekten in het gewas en voor verstoppingen in de leidingen.” Eén keer in de vijf à zes weken neemt Henk monsters af in de silo, de mengbakken en bij de druppelaars. Dat gaat naar het laboratorium. “Op basis van de uitslagen kijken we of er meer inzet nodig is. Ook hiervoor geldt dat je al aan de voorkant wil voorkomen dat je problemen krijgt. Schoon water staat aan het begin van het telen van een weerbare plant.” Als het over de toekomst van de komkommerteelt gaat, is Inge heel uitgesproken. “Tuinbouw zal er altijd blijven. Wel is het van belang dat we alle groene vinkjes aan hebben staan. Dat betekent dat we helemaal van de middelen af moeten. En dat kunnen we, daar ben ik van overtuigd. Een grotere opgave in dit tuinbouwgebied is de energietransitie.
Het is opvallend dat personeel geen probleem vormt voor Drenthe Growers. Inge: “Een belangrijke kernwaarde van ons bedrijf is dat we goed zorgen voor onze mensen. Als je hier werkt, hoor je erbij, zit je met elkaar aan tafel en heb je een goede slaapplek. Dat zit in ons DNA. Mijn oma werkte in haar jonge jaren op een boerderij. Iedereen die op het erf was, werd uitgenodigd aan tafel en at mee. Toen zij trouwde heeft ze dat principe van gemeenschapszin meegenomen naar het bedrijf van mijn opa en het is daarna doorgegeven aan de volgende generaties. Mensen willen daardoor graag bij ons werken.”