In 1964 begon de vader van Theo den Boer in Nieuw-Beijerland met de teelt van hard- en zachtfruit. In de loop van de jaren verdween het zachtfruit, dat was te arbeidsintensief. Acht jaar geleden werden ook de laatste appelbomen gerooid. Nu verbouwt Theo uitsluitend peren op 9,5 hectare. “Appels kun je overal op de wereld telen, peren alleen in Nederland en België.”
Groter worden wil Theo niet. “Hoe kleiner je oppervlakte is, hoe gerichter je kunt werken. Als je groter wordt, heb je goede mensen nodig en die zijn bijna niet te vinden. Nu doen we alles zelf en zitten we zelf met ons hoofd in de bomen. Ik ken hier elke boom.” Frank: “Door maximale aandacht aan je bomen te schenken, heb je een beduidend hogere opbrengst. Het gaat om de hoeveelheid kilo’s per hectare. Elke ton die je extra plukt, is pure winst. Of je nu 50 ton of 55 ton plukt, voor die 5 ton hoef je niets extra’s te doen. Je spuit bijvoorbeeld niet meer, dus je kosten blijven hetzelfde, maar het levert je wel flink meer op.” Volgens Theo zal het in de toekomst steeds meer die richting op gaan. De tijd van groeien is voorbij. Dat kan volgens de perenteler gewoon niet meer. “Heb je ergens een infectie, dan moet je met de beschikbare middelen vaak binnen vijf of zes uur spuiten. Hoe groter de percelen hoe moeilijker het wordt om dat te realiseren. Of je moet meerdere spuiten hebben staan. Maar het risico dat het misgaat, is groot.”
De grootste uitdaging in de fruitteelt is de gewasbescherming. Frank: “Aan de ene kant heb je alle ziektes en plagen, aan de andere kant heb je de wet- en regelgeving. Die twee moet je met elkaar zien te verenigen. Je moet je bestrijding kunnen doen, maar je ook aan de regels houden. Dat is soms best een uitdaging.” Theo: “We zijn door de overheid een rotonde opgestuurd, maar we hebben geen idee welke afslag we moeten nemen. Zolang de overheid geen richting aangeeft, is het lastig om de juiste investeringen te doen.”
“Wij maken de keuzes per jaar. De aanschaf van een nieuwe spuit bijvoorbeeld heb ik voorlopig uitgesteld. Het is een grote investering, dus ik wil eerst zien waar het naartoe gaat. Zonder duidelijkheid vanuit de overheid is die investering onverantwoord. Je moet een lijn uit kunnen zetten voor de komende tien jaar.” Frank: “Mensen handelen met de kennis van nu, maar het kan zijn dat er volgend jaar weer nieuwe regels komen. De overheid en de telers zitten beslist niet op één lijn en dat lijkt alleen maar erger te worden.”
De huidige tijd vraagt om een andere manier van denken. Zo is het belangrijk dat telers de aanwezigheid van natuurlijke vijanden goed op orde hebben. Theo: “We hebben de ontwatering sterk verbeterd door de drainage te optimaliseren. Ook strooien we compost om de grond zo licht mogelijk te maken en het vochthoudend vermogen van de bodem te verbeteren. Hierdoor hebben oorwurmen in de winter een droog plekje. Als ze de hele winter moeten watertrappelen, gaan ze het niet redden. Oorwurmen overwinteren in de bodem en zijn heel belangrijk in de strijd tegen de perenbladvlo.” Daarnaast kiest Theo ervoor om selectief te spuiten. Het komt erop neer dat hij zolang mogelijk niets doet. “De schadedrempels die je gewoonlijk hanteert, komen hoger te liggen. Dus je zet je middelen pas in als het echt niet anders kan. Daarbij accepteer je een bepaalde schade.” Frank: “Dat is een extra uitdaging en vraagt om moed. In de praktijk zie je dat de natuur de bestrijding soms overneemt. Als dat het geval is, heb je een bespuiting bespaard.” Theo: “Op die manier bouw je iets op. Als je elke keer maar ingrijpt, bouw je minder natuurlijke vijanden op.”
Volgens de beide mannen komt hier hun specialisme om de hoek kijken. De afgelopen jaren hebben uitgewezen, dat ze samen vaak de juiste beslissing hebben genomen. Frank: “Zodra iets speelt, moet je er zijn en kun je samen beslissen of en op welk moment je in moet grijpen. Dat is en blijft een zoektocht. In de toekomst zullen we meer schade moeten gaan accepteren. Dat geldt ook voor de consument, die moet anders naar fruit gaan kijken.” De samenwerking tussen Frank en Theo beschouwen de beide mannen als heel vruchtbaar. Regelmatig zitten ze bij elkaar. Loopt Theo ergens tegenaan, dan belt hij Frank. Samen zitten ze net zo lang te bomen totdat ze een oplossing hebben gevonden. Frank: “Soms zitten we langer binnen dan dat we buiten rondlopen. Vanuit verschillende invalshoeken bekijken we de problemen en komen zo tot een oplossing.” Theo vindt het een voordeel dat Frank op meerdere bedrijven komt en problemen vaak eerder aan ziet komen. “Daar kunnen wij dan tijdig op inspelen.” Volgens Frank gaat het erom de goede middelen op de juiste momenten in te zetten. “We hadden dit seizoen te maken met bovengemiddeld veel schurftinfecties. Dat komen we ook in peer steeds vaker tegen. Daar heb je middelen voor nodig, maar je wilt ook genoeg overhouden om de volgende schimmel die zich aandient, zoals bijvoorbeeld zwartvruchtrot, aan te kunnen pakken.” Daarnaast zorgen middelen voor residu. Ook dat is een steeds ingewikkelder vraagstuk. De meeste afzetkanalen staan maximaal vier residuen toe. Supermarkten gaan vaak nog verder. Telers moeten voortdurend kijken hoe lang ze een middel kunnen gebruiken, wil er niets meer van terug gevonden worden bij de levering. Theo: “Dat is echt een puzzel en een afweging bij elke bespuiting. Soms kies je voor een extra residu. Dat beperkt het aantal afzetkanalen, maar een rotte peer kun je helemaal niet verkopen. Dan is de keuze toch vaak: liever een residu meer, dan een rotte peer.”
Frank komt al acht jaar bij Theo. Ze kunnen lezen en schrijven met elkaar. Daarbij gaat het volgens beide mannen vooral om de relatie en het onderling vertrouwen. Frank: “Het is heel belangrijk dat je die relatie met elkaar hebt, zodat je ook weet wat en hoe je moet adviseren. Dat kan bij Theo anders zijn dan bij de buren, omdat ze een ander karakter hebben.” Theo: “De perenteelt is een meerjarige teelt, je moet daar langere tijd bij betrokken zijn om echt mee te kunnen praten. We bespreken niet alleen actuele problemen, maar zetten ook overal in de teelt de puntjes op de i. Dan ga je de teelt steeds meer verfijnen. Op die manier is er ook toekomst voor de perenteelt in Nederland.”
Frank Eerland is al 10 jaar groeispecialist fruitteelt bij Van Iperen. Zijn grootste uitdaging is gewasbescherming. “Het middelenpakket in de fruitteelt wordt steeds kleiner, terwijl telers met veel uitdagingen worden geconfronteerd. Het is onze rol om de fruitteelt ook in de toekomst in Nederland te houden.”
Het fruit is voor Frank geen onbekend terrein. Op zijn dertiende vond hij bij een fruitteler in de buurt zijn eerste bijbaantje. Na zijn havodiploma solliciteerde hij bij Van Iperen naar een functie bij de binnendienst: de in- en verkoop van meststoffen. Bijna tien jaar later wilde hij toch naar ‘buiten’. Opnieuw werd het de fruitteelt, maar wel bij een andere werkgever: De Witte Agro in ’s-Gravenpolder. Dat duurde echter niet lang, nog geen twee jaar later nam Van Iperen dit bedrijf in Zuid-Beveland over en kwam Frank opnieuw bij zijn oude werkgever in dienst.
Frank ziet zichzelf vooral als verlengstuk van de teler. “Ik vind het belangrijk om partner te zijn. Ik bezoek veel fruitteeltbedrijven en heb de nodige contacten met fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen. Daardoor kun je met onverwachte oplossingen komen. Er zijn genoeg voorbeelden waar ik met de inzet van minder middelen, op een andere, effectievere manier, een beter resultaat heb gehaald.”
Met fruitteler Theo den Boer uit Nieuw-Beijerland spart hij veel. “Theo heeft optimale aandacht voor zijn teelt. Dat is echt top. Hij heeft een eigen visie, maar wil ook graag horen wat ik ervan vind. Dat is fijn werken. Je komt samen tot het beste resultaat. Een goede relatie is daarbij onmisbaar. Dat zorgt voor wederzijds vertrouwen en maakt het werk leuk.”